Verkeerde brief?

“Dit kan dus echt niet!”
Met een klap slaat de man de open gevouwen brief op de balie.

“Hier krijg ik dus grote problemen mee! Realiseert u zich dat wel?” briest de man tegen de verbouwereerde receptioniste.

Net daarvoor had de receptioniste de deuren geopend en haar werkplek opgestart.
Het is kwart over acht, dus ruim om tijd voor de eerste afspraak van negen uur. De man is direct nadat de deuren open waren met grote stappen, driftig en met een rood aangelopen hoofd binnen gestampt.

“Euhm ja…euhm meneer, w-wat vervelend…euhm…  w-wat is…is uw naam?” stottert de receptioniste
“Mijn naam?” schreeuwt de man.
“Nou die weten jullie wel hoor, anders had ik deze brief namelijk niet gehad toch?”
Hij tikt met zijn vinger driftig op de opengevouwen brief op de balie. 

De receptioniste draait de brief iets naar zich toe om het dossierkenmerk te kunnen zien. Vervolgens belt ze mij, want het is een dossier van mij. Of ik alsjeblieft nu direct naar de receptie wil komen want deze cliënt is heel erg boos zegt ze.
Ik ben net op kantoor aangekomen en heb nog niet opgestart. Geen idee over welk dossier dit gaat, maar m’n collega klonk zo dwingend dat ik toch maar vlug naar de receptie loop.

Wanneer ik daar aan kom kijkt de man zo boos naar me, dat mijn glimlach vlug verdwijnt.
“Hoe haalt u het in uw hoofd deze brief naar mij te sturen?”, hij wacht mijn antwoord niet af maar begint meteen te tieren dat het van een notariskantoor toch wel wat meer discretie had verwacht en hij nu ‘hele grote’ problemen heeft.

Omdat ik geen idee heb wie deze man is en over welke brief hij zo ontzettend boos is, hoor ik zijn tirade half aan terwijl ik de brief er zelf maar even bij pak van de balie. Ik zie meteen mijn eigen handtekening onderaan de brief staan.

“Dit kan echt niet hoor! Ik eis dat ik de notaris zelf te spreken krijg!”
– “Meneer, de notaris is nog niet op kantoor en dit is mijn dossier, dus ik kan u hier het beste uitleg over geven. Ik heb u ook deze brief toegezonden.”
“Oh fraai is dat. Weet u wel dat deze brief mij in enorme problemen heeft gebracht?”, schreeuwt de man tegen mij.

Ik bekijk de brief en zie dat ik hem heb aangeschreven omdat hij enkele jaren geleden een hypothecaire geldlening heeft verstrekt aan de eigenaar van een perceel grond. Die eigenaar gaat de grond nu verkopen en dus moet de geldlening afgelost worden. Ik heb dus een brief gestuurd naar deze man met de vraag welk bedrag er nu afgelost moet worden.

Ik begrijp alleen niet waarom hij zo ontzettend boos is.

– “Is dit niet uw adres meneer?” vraag ik heb terwijl ik de brief aan hem laat zien en het adres aanwijs.
“Natuurlijk is dat wel mijn adres!”
– “U heeft enkele jaren geleden geld uitgeleend en dat moet met de verkoop van die grond weer terugbetaald worden aan u, daarom heb ik u… “
“Dat weet ik ook wel!”, snuift de man terwijl hij de brief uit m’n handen rukt.
– “Maar wat is dan nu precies het probleem?” vraag ik verbaasd.
“Dat u een brief heeft gestuurd natuurlijk!”, briest de man.

Ik kijk hem niet begrijpend aan.

“Ja, iedereen kent mij op het dorp.
Dus als er een brief van de notaris komt dan weet het hele dorp dat.”

Ik schrik;
“Was de envelop niet goed dicht gedaan?” vraag ik.

“Natuurlijk was de envelop wel dicht, maar die wordt toch opengemaakt door de postbode!?” snuift de man. Alsof dat de meest normale zaak van de hele wereld is.
“Nu weet het hele dorp dat ik zoveel geld heb. En dát is dus een probleem!”

Ik ben zo verbaasd door dit antwoord dat ik niets weet te zeggen.

“Van de notaris verwacht ik dus wel wat discretie! Nu heb ik een groot probleem!”
“Maar meneer, hoe hadden we u dan moeten informeren en moeten vragen om een aflosnota aan te leveren?”

De man kijkt me enkele ogenblikken aan, snuift daarna nog éénmaal diep. Draait zich dan met een ruk om en beent weg, terwijl hij iets mompelt in de trant van “ongelooflijk…. en dat voor een notariskantoor….”.

Ik kijk verbouwereerd hoe hij het kantoor uitloopt.