Spelen met belasting #2
Eigenlijk wilde ik dit keer een ander aspect van ‘spelen met belasting’ belichten, maar de recente ontwikkelingen dwingen mij eigenlijk om nu al een opvolging op mijn eerste deel uit november 2016 te geven (hier te vinden).
Toen besprak ik de verschillen tussen 2% en 6% overdrachtsbelasting en het feit dat niet elke woning een woning blijkt te zijn en (veel vaker nog) een schijnbare niet-woning toch als woning kan worden aangemerkt voor wat betreft deze belasting.
En dat scheelt nogal wat, dat scheelt namelijk 4%.
Er zijn al heel wat uitspraken geweest op dit vlak, en enkelen heb ik ook besproken. De advocaat-generaal heeft afgelopen eind vorig jaar over dit onderwerp, en meer specifiek over vier uitspraken, conclusie genomen.
Ter informatie voor mijn lezers die zich wellicht afvragen wat het belang hiervan is: een advocaat-generaal is een juridisch onderlegd adviseur (met team) van de Hoge Raad. Een onderbouwd advies van de advocaat-generaal wordt conclusie genoemd. Een advies schrijven wordt dan ook ‘conclusie nemen’ genoemd.
Afijn, in vastgoedland was het vooral wachten op deze conclusie en vooral de overwegingen en beslissingen van de Hoge Raad. Deze kwam dus eind vorige week. Eens kijken wat daar nu precies gezegd is en wat dit voor de praktijk inhoudt.